Denemarken is wereldleider als het op windenergie aankomt. In 2015 werd 42,1 procent van de elektriciteit in het land opgewekt met windturbines – een wereldrecord.

De Deense westkust staat vol met windturbines en die zijn zo succesvol dat ze op sommige dagen te veel stroom produceren. Op een dag in juli genereerden de molens zelfs 140 procent van de binnenlandse vraag.

Denemarken verkoopt de stroom dan aan Zweden, Duitsland en Noorwegen. Dat laatste land kan de stroom in de vele waterkrachtcentrales opslaan.

Elk jaar flinke toename

Achtereenvolgende Deense regeringen zijn sterke voorstanders van windenergie. In 2020 moet de helft van de geconsumeerde stroom uit windmolens komen. Het heeft er alle schijn van dat dat doel al voor die tijd gehaald zal worden, want elk jaar neemt het aandeel van windenergie flink toe. In 2009 bijvoorbeeld kwam ‘slechts’ 19,4 procent van de elektriciteit uit de lucht.

In 2035 moet zelfs 85 procent van alle energie uit wind komen. De bouw van nieuwe windparken, zowel op land als in zee, gaat daarom gestaag door.

Voordeel voor Denemarken is dat de westkust goed geschikt is voor windmolens. Het peil van de Noordzee is er vrij laag en wind waait zo goed als elke dag. De verhoging in vergelijking met 2013 (toen wekten de turbines 39,1 procent op) is volgens de staatsenergie-onderneming vooral te danken aan meer en hardere wind.

Nederland slechts 8 procent wind

Nederland blijft behoorlijk achter bij Denemarken. In 2014 putte ons land slechts voor 8 procent van haar energie uit wind. Den Haag richt voor 2020 op 14 procent aan duurzame energie.

De cijfers voor 2015 zijn nog niet bekend, maar er werd wel een recordaantal nieuwe windmolens neergezet. Omdat de capaciteit van nieuwe turbines groter is, steeg de totale capaciteit ook behoorlijk hard.