Dat blijkt uit het Feitenonderzoek Beleggingsverzekeringen dat de de
Autoriteit Financiële Markten (AFM) donderdag presenteerde.
Toezichthouder AFM deed op verzoek van minister Wouter Bos van
Financiën onderzoek naar 57 beleggingsverzekeringen, die representatief zijn
voor wat in de volksmond de ‘woekerpolis’ is gaan heten.
Het AFM-onderzoek geeft geen uitsluitsel voor de schade van individuele
consumenten, want de studie gaat uit van gestandaardiseerde ‘maatmensen’.
Wel geeft het onderzoek de mogelijkheid om beleggingshypotheken, lijfrentes
en producten voor vermogensopbouw van verschillende aanbieders uniform te
vergelijken.
Het onderzoek van de AFM brengt kostenverschillen in kaart door uit te gaan
van een standaard beleggingsrendement op aandelen van acht procent, en op
mixfondsen van 6,2 procent. Door van het bruto beursrendement de
verzekeringspremie, de kosten voor advies en administratie en de
beleggingskosten af te trekken, wordt duidelijk hoe duur verschillende
producten zijn.
Belangrijk is dat de totale kosten van een polis sterk kunnen
verschillen naarmate het verzekerde bedrag varieert. Zo is het bij
hypotheken gebruikelijk om een groot deel van de hypotheeksom te verzekeren
voor het overlijdensrisico van een van de partners. Dit zorgt er automatisch
voor dat deze kostenpost bij beleggingshypotheken relatief hoog uitvalt.
Bij lijfrentes voor aanvullend pensioen is het vermogen dat tijdens de
opbouwperiode wordt verzekerd vaak veel kleiner.
Het AFM-rapport geeft een reeks vergelijkende staatjes voor diverse
standaardsituaties. Ga je bijvoorbeeld uit van een hypotheek met een
looptijd van twintig jaar, waarbij 200 duizend euro is verzekerd op twee
levens, dan komt de Delta Life polis van Delta Lloyd als duurste uit de bus
met jaarlijkse kosten van 3,13 procent. De Aegon Levensloop Hypotheek is de
goedkoopste met jaarlijkse kosten van 1,25 procent.
Zeer kostbaar blijken kortlopende polissen voor algemene
vermogensopbouw te zijn. Een dertigjarige man die acht jaar maandelijks 30
euro inlegt op zo'n brede 'woekerpolis' is flink zuur.
Zwakste product in deze categorie is 'Hollands Welvaren Plus', dat verzekeraar
Reaal onder het label van DSB Bank aanbiedt. Dit product kent jaarlijkse
kosten van liefst 11,33 procent. Dat levert bij een gemiddeld rendement van
6,2 procent per jaar op een gemengde belegging, een jaarlijks verlies van
5,12 procent op.
Maar ook het best presterende product in deze categorie levert weinig op. De
'Vrij Vermogen Verzekering' van Reaal kent onder bovengenoemde aannames
jaarlijkse kosten van 5,39 procent. Bij een positief beursrendement van 6,2
procent per jaar levert dat netto 0,81 procent per jaar op.
Reaal benadrukte in reactie op het AFM-rapport dat de verzekeraar heeft
bekeken in hoeverre de theoretische 'maatmens'-voorbeelden ook daadwerkelijk
in het klantenbestand voorkomen. "In twaalf van de dertien
maatmens-voorbeelden met een kostenpercentage boven de 4,5 procent is dat
niet of nauwelijks het geval. Ook niet bij het DSB-product Hollands Welvaren
Plus", meldde de woordvoerder.
De enige 'maatmens' met een kostenpercentage boven de 4,5 procent die wel echt
voorkomt in de portefeuille van Reaal is de dertigjarige man die een
vijftienjarige polis afsluit voor 75 euro per maand, aldus Reaal. Dit
voorbeeld duikt op in de AFM-analyse van het DSB Garant ProfijtPlan, een
beleggingspolis met jaarlijkse kosten van 4,68 procent.
Volgens Reaal kent 84 procent van de verkochte producten een kostenmaximum van
3,5 procent of lager. "Wanneer blijkt dat wij een onredelijk
kostenpercentage in rekening hebben gebracht aan klanten, dan zullen wij dit
uiteraad compenseren", aldus de woordvoerder.
AFM-bestuurder Theodor Kockelkoren merkte donderdag op dat het
onderzoek een grote variatie in kosten laat zien, met zowel uitschieters
naar boven als naar beneden. Per saldo kwamen de gemiddelde kosten bij circa
één op de zes onderzochte beleggingspolissen boven de 3,5 procent per jaar
uit, terwijl de helft beneden de 2,5 procent zat.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl