De kloof tussen laag- en hoogopgeleiden in Nederland neemt steeds verder toe. Vier grafieken over de achterstand van laagopgeleiden op de arbeidsmarkt.

De positie van laagopgeleiden op de arbeidsmarkt wordt steeds moeilijker. Dat schrijven het Centraal Planbureau (CPB) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in een donderdag gepubliceerd rapport (pdf).

Ruim twee miljoen werkenden en werkzoekenden in Nederland hebben maximaal een vmbo- of mbo 1-diploma gehaald. Een flink deel van hen heeft het moeilijk op de arbeidsmarkt. Het risico op werkloosheid is voor hen anderhalf keer zo hoog als gemiddeld en zij hebben vaker dan anderen onzeker, laagbetaald werk.

De afgelopen kwart eeuw zijn de verschillen in uurloon en werkzekerheid al meer uiteengelopen. Als er niets verandert, dan raken de laagopgeleiden ook wat betreft werkloosheid en armoede verder achterop. Kijk maar mee.

1) Steeds meer hoogopgeleiden onder werkenden

(klik voor vergroting)

opleidingsniveau

Had in 1969 twee derde van de werkenden niet meer dan basisschool of een lagere beroepsopleiding afgerond, in 2009 was dat nog maar een kwart. Het aandeel werkenden met een afgeronde havo-, vwo- of mbo-opleiding steeg tot 1983 en bleef daarna vrijwel gelijk.

2) Arbeidsaanbod steeds hoger opgeleid

arbeidsaanbod

Het arbeidsaanbod is het aantal mensen per opleidingsniveau dat ten minste één uur per week wil en kan werken, ongeacht of ze nu werkzaam zijn of niet.

Het arbeidsaanbod steeg sinds 1990 met ruim 30 procent. Voor zo’n 10 procentpunt is bevolkingsgroei de oorzaak. De resterende 20 procentpunt is het gevolg van een gegroeid arbeidsaanbod van vrouwen en ouderen, waardoor met dezelfde bevolking een hoger arbeidsaanbod gerealiseerd wordt. Dit hangt deels samen met het hogere opleidingsniveau van deze groepen. Hogeropgeleide vrouwen en ouderen willen vaker werken dan laagopgeleide vrouwen en ouderen.

De toename van het arbeidsaanbod is niet evenredig verdeeld over de opleidingsniveaus. In de periode 1990-2013 was er een ruime verdubbeling van het arbeidsaanbod van hoogopgeleiden, terwijl het arbeidsaanbod van middelbaar opgeleiden minder steeg en dat van laagopgeleiden afnam.

3) Werkloosheid

(klik voor vergroting)

werkloosheid

Het werkloosheidspercentage ligt permanent hoger bij laagopgeleiden dan bij middelbaar en hoogopgeleiden. De verhouding is min of meer gelijk gebleven in de afgelopen jaren.

Uit de werkloosheidsramingen blijkt dat de kloof tussen opleidingsniveaus de komende jaren verder uitdijt. In 2025 zit volgens het opgestelde basisscenario 8,2 procent van de laagopgeleiden zonder werk, tegen 5,9 procent in 2009. De werkloosheid onder middelbaar en hoogopgeleiden stijgt tegelijkertijd van 2,9 naar 3,3 procent.

4) Uurloon laagopgeleiden niet gestegen

(klik voor vergroting)

uurloon

Laagopgeleiden zagen hun uurloon, gecorrigeerd voor inflatie, tussen 1990 en 2005 vrijwel gelijk blijven, op 17 euro bruto. Dat van hoogopgeleiden steeg tegelijkertijd van 24 naar 31 euro bruto. Na 2005 nam het loonverschil niet verder toe, maar waren de laagopgeleiden wel meer de klos bij de opkomst van flexcontracten en andere onzekere baantjes.

Maatregelen overheid

De overheid kan nog wel maatregelen nemen om het toenemen van de verschillen te voorkomen, staat in het rapport. Ze kan bijvoorbeeld het minimumloon minder sterk laten stijgen om zo de vraag van werkgevers naar laagopgeleiden te stimuleren. Ook kan ze scholing van laagopgeleiden bevorderen, zodat die gemakkelijker de stap naar een wat beter betaalde positie kunnen maken.

Een andere optie is het afsplitsen van laaggeschoolde taken uit hooggeschoold werk te stimuleren, zodat er meer banen voor laagopgeleiden ontstaan, aldus het CPB en het SCP.

Gescheiden werelden

Het SCP constateerde vorig jaar in een ander onderzoek al dat hoogopleide en laagopgeleide mensen steeds meer in verschillende werelden leven. Beide groepen leven in gescheiden sociale netwerken. Ze hebben vooral contact met mensen van hun eigen opleidingsniveau, en de grote meerderheid van de samenwonende of gehuwde partners heeft (bijna) hetzelfde onderwijsniveau.

De groepen kijken ook verschillend naar elkaar. Mensen met een lage opleiding zien mensen met een hoge opleiding vaker als competent maar niet als warm of gezellig en andersom. De tegenstelling tussen beide groepen kan leiden tot gevoelens van ongemak.

Bron: Z24/ANP

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl