Als je kind later gaat studeren of een huis gaat kopen, is het fijn dat je wat spaargeld hebt waarmee je hem of haar kunt ondersteunen. Hoeveel heb je nodig? En hoe breng je het benodigde geld bij elkaar?

Veel ouders dromen ervan dat hun kind later gaat studeren. Of dat er later ook in zit, weet je vooraf niet. Maar het is wel verstandig om nu alvast rekening te houden met de kosten die dan op je afkomen, want een kind laten studeren is niet goedkoop.

Volgens budgetadviseur Nibud moet je voor een uitwonende student momenteel rekenen op circa 1.100 euro per maand voor collegegeld, huisvesting, levensonderhoud en verzekeringen. Per jaar komt dat neer op ongeveer 13.500 euro.

Wat heb je nodig?

Wat een studie op termijn kost, is nu nog niet precies te zeggen. Veel variabelen zijn vooraf niet in te vullen. Bestaat er over vijftien jaar nog wel studiefinanciering? Hoe ontwikkelt de hoogte van de collegegelden zich? Gaat je kind in Nederland studeren of in het buitenland? En gaat hij of zij op kamers wonen?

Om een indicatie te krijgen over het bedrag dat je in de toekomst nodig hebt, kun je de huidige kosten vermeerderen met gemiddeld 2 procent per jaar. Over tien jaar is de 13.500 euro van nu opgelopen tot ruim 16.000 euro. Over vijftien jaar staat de teller op 17.800 euro per jaar en over achttien jaar op 18.927 euro. Uitgaand van vier jaar studie heb je dus bijna 76.000 euro nodig als je kind over vijftien jaar gaat studeren. Met een jaar studievertraging erbij kom je aardig in de buurt van de ton. Als je meer kinderen hebt, loopt de teller nog verder op.

“Het is natuurlijk het meest ideaal als je kind niet hoeft te lenen”, zegt Ellen Extra, onafhankelijk financieel planner bij Fincq in Oirsbeek. Als je de bovenstaande bedragen bij elkaar spaart, kun je je kind volledig ondersteunen, uitgaand van de huidige situatie.

Maar zoals gezegd vallen de exacte kosten vooraf niet te voorspellen. Het is daarom verstandiger om te kijken wat je per maand kunt missen.

Vroeg beginnen

Probeer zo lang mogelijk van te voren te beginnen met de opbouw. Je hoeft dan minder opzij te leggen en merkt er dus minder van. Bovendien kun je dan bij sparen meer opbouwen, vanwege het rente-op-rente-effect.

Wie wil sparen voor later moet zichzelf vooraf enkele vragen stellen, meent Extra. “Waarvoor heb je het bedrag nodig? Wat zijn je inkomsten? Hoe hoog is je vermogen? En welke kennis en ervaring met beleggen heb je?”

Als je op een van deze vragen wat lager uitkomt, is het volgens de financieel planner verstandig om wat voorzichtiger te werk te gaan en minder risico’s te nemen. Dit geldt zeker als het geld er echt moet zijn als je het nodig hebt; waarvan bij zoiets belangrijks als een studie altijd sprake is.

Sparen of beleggen?

In dat geval kom je automatisch uit op sparen, zou je denken. Een spaarrekening houdt momenteel echter nauwelijks de inflatie bij en na aftrek van de jaarlijkse vermogensrendementsheffing van 1,2 procent is het helemaal de vraag wat je overhoudt.

Met beleggen daarentegen heb je een grotere kans op een hoger rendement en zeker als je het einddoel nog lange tijd op zich laat wachten, kun je wat makkelijker tegen een stootje. Maar aan beleggen kleven ook meer risico’s. In het huidige onzekere beursklimaat zijn veel mensen daar huiveriger voor geworden, merkt Extra.

Om de beste verhouding tussen rendement en risico te bepalen, biedt een beleggingsprofiel enig houvast. Hierin wordt, op basis van je wensen, uitgangspositie en ervaring, vastgelegd welk type belegger je bent. Je portefeuille wordt hier vervolgens op afgestemd.

Beleggingsprofiel

Extra komt voor klanten die sparen voor de studie van hun kind vaak uit op een defensief tot neutraal beleggingsprofiel, waarbij de inleg vloeit naar een mix van sparen en beleggingen in obligaties en aandelen.

Sparen kan eventueel via een spaardeposito, waarbij het geld langere tijd vast staat, tegen een hoger rentetarief. Voor beleggingen zijn beleggingsfondsen te verkiezen boven individuele titels, omdat je dan meer spreiding aanbrengt in je portefeuille en zo minder risico loopt.

Je kunt deze fondsen zelf uitzoeken. Een voordeel van zelf beleggen is dat je grip hebt op de opbouw van het vermogen en de verhouding tussen de diverse categorieën desgewenst kunt wijzigen.

Target funds

Er zijn ook fondshuizen die zogeheten target funds aanbieden; soms ook wel lifecycle fondsen genoemd. Dit zijn beleggingsfondsen die naar een einddatum toewerken en minder risicovol beleggen naarmate de einddatum nadert. “Dit is vermogensbeheer in het klein, want alles wordt uit handen genomen”, zegt Ellen Extra.

Er bestaan veel verschillende soorten target funds. Sommige fondsen hebben wel en andere geen inleggarantie. Er zijn fondsen die alleen beleggen in aandelen of obligaties, maar ook fondsen die ook andere beleggingscategorieën meenemen, zoals grondstoffen, vastgoed en private equity. Ook het tempo van risico-afbouw en de verhouding tussen bijvoorbeeld aandelen en obligaties verschilt per fonds.

Studiespaarplan

Veel banken en verzekeraars bieden ook aparte studiespaarplannen aan. Het draait hierbij vaak om kapitaalverzekeringen waarbij je gedurende een bepaalde periode maandelijks premie betaalt, dat vervolgens wordt gespaard of belegd. Bij de spaarvariant geldt een gegarandeerd eindbedrag.

De verzekering wordt op naam van een van de ouders gezet. Mocht deze tussentijds overlijden, dan wordt bij veel verzekeringen een deel van het opgebouwde tegoed uitgekeerd. Maar er zijn ook verzekeraars die zelf het geld innen.

Om het opgespaarde tegoed veilig te stellen kun je bij veel kapitaalverzekeringen een overlijdensrisicoverzekering afsluiten. In dat geval neemt de verzekeraar bij overlijden van de verzekerde de maandelijkse inleg over.

Hoge kosten

Dit biedt veel zekerheid, maar daar staan vaak hoge kosten tegenover. Ellen Extra vraagt zich af of zo’n aparte overlijdensrisicoverzekering wel nodig is. “Het risico van overlijden van een van de partners moet je in een totaalplaatje zien. Het heeft immers niet alleen consequenties voor het studiepotje, maar bijvoorbeeld voor de aflossing van de hypotheek en het levensonderhoud van het gezin. Het overlijdensrisico moet je meenemen in je volledige financiële planning.”

Zoals gezegd leg je bij een studiespaarplan elke maand een vast bedrag opzij. Het is dus niet vrijblijvend. Door zo’n stok achter de deur kun je niet in de verleiding kunt worden gebracht een storting over te slaan of tussendoor geld op te nemen. Maar bij financiële tegenwind kun je er niet zomaar vanaf of je inleg tijdelijk verminderen.

Studiespaarplannen waren tot 2001 fiscaal interessant. Maar ze zijn dat nu niet meer, want anders dan een kapitaalverzekering eigen woning -die fiscaal wèl wordt gefaciliteerd- valt dit product in Box 3 (net als spaargeld) en moet over het tegoed dus 1,2 procent vermogensrendementsheffing worden betaald.

Heb je eenmaal besloten hoe je het geld bij elkaar gaat sprokkelen, dan is het verstandig je portefeuille geregeld teen het licht te houden. De rentetarieven en beleggingsresultaten kunnen behoorlijk schommelen en daarmee ook het eindbedrag. Het kan soms nodig zijn bij te sturen.