Alphabet, Facebook en Twitter zetten videoboodschappen in om radicalisering van jongeren tegen te gaan. De resultaten uit eerste experimenten zijn bemoedigend.

Zo’n half miljoen jongeren die de afgelopen tijd berichten op internet achterlieten met daarin de woorden ‘sharia’ of ‘mujaheddeen’ kregen ongevraagd geanimeerde pop-upvideo’s voorgeschoteld, schrijft The Wall Street Journal.

Het gevolg van een gezamenlijk experiment van techbedrijven als Alphabet (het moederbedrijf van Google), Facebook, Twitter en het Institute for Strategic Dialogue (ISD), een Londense denktank die zich bezighoudt met radicaliseringsvraagstukken. Of liever gezegd: deradicaliseringsvraagstukken.

Cartoon: extremisme is voor losers

In de videoboodschappen staan stripfiguren bij een vlag van IS terwijl de voice-over de kijker waarschuwt zich niet te laten manipuleren. ‘Extremisme is uit’, luidt de boodschap kort samengevat. De videoboodschappen zijn de belangrijkste ingrediënten in een drietal experimenten hoe online advertenties als tegenwicht kunnen dienen voor het toenemende misbruik van internet door extremisten.

Want dat internet een populair kanaal is voor islamistische radicalen en rechtsextremisten om te werven en hun ideeën te propageren, staat als een paal boven water. Minder hard te bewijzen, maar zeer aannemelijk is dat steeds meer aanslagplegers, en vooral jongeren, zich laten beïnvloeden door online propaganda en gewelddadige content.

Dweilen met de haatkraan open

Het sluiten van radicale Twitteraccounts en websites is onbegonnen werk: extremisten openen aan de lopende band andere accounts en gebruiken steeds nieuwe apps om hun boodschappen te verspreiden.

Weinig bemoedigend is dat de meeste programma's en voorlichtingscampagnes geen enkel effect sorteren. Dit doordat ze grotendeels afkomstig zijn van de overheid. En daar zijn de meeste jongeren allergisch voor. Dus nu proberen de drie techreuzen het in samenwerking met ISD. Met beduidend meer succes, zo lijkt het.

Experimenteerden Alphabet en ISD in 2014 al op kleine schaal waarbij Google boodschappen toonde aan gebruikers die informatie zochten over Islamistisch radicalisme, het huidige experiment maakt gebruik van Twitter, Youtube en Facebook en richt zich op gebruikers in de VS, het VK en Pakistan.

In het eerste experiment legt de Amerikaanse non-profitorganisatie Average Mohamed tieners uit hoe de islam in elkaar steekt en bekritiseert het jihadisten. Het tweede project speelt in Pakistan, waar een logischerwijs anonieme organisatie mensen afraadt om zich bij de Taliban aan te sluiten. Het derde project heet ExitUSA en focust op blanke extremisten die al geradicaliseerd zijn, maar die spijt hebben.

Sociale media als tegengif

Gedurende de drie weken van het experiment werden internetgebruikers 1,6 miljoen keer blootgesteld aan onderdelen van één van de drie campagnes, inclusief 379.000 views op Facebook, Twitter of YouTube. Het meest concrete voorbeeld van succes: acht spijtoptanten die hulp zochten om bij hun rechtsextremistische club weg te komen.

Natuurlijk valt niet te zeggen in hoeveel gevallen radicalisering is voorkomen, één van de meest veelbelovende resultaten was wel dat campaigners in discussie konden gaan met internetgebruikers die reageerden op de videoboodschappen.

Elk dwaallicht een eigen medium

Uit de studie bleek dat Facebook niet alleen het grootste bereik heeft, maar ook het hoogste scoorde op aantal bekeken video's en engagement, en dat in alle experimenten. Dat maakt Facebook geschikt voor preventieve campagnes die bredere demografische doelgroepen weerbaar moeten maken tegen online beïnvloeding door extremisten.

YouTube had de laagste cost-to-views-ratio en de hoogste aantal kijkers dat video's bleef kijken. De videosite is volgens de onderzoekers daarom geschikt voor campagnes die zich richten op jongeren die al op weg zijn om te radicaliseren.

En voor wie al bijna in het afvoerputje van het radicaliseringsproces terecht is gekomen is er Twitter. Dit medium scoort het hoogst op de interactie en is daarmee zeer geschikt om het online profiel van de campagnevoerder verder uit te bouwen en de dialoog aan te gaan met jongeren die zich 'verder stroomafwaarts' bevinden in het radicaliseringsproces.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl