ANALYSE – Onlangs deed zich de situatie voor dat de verkoper van een particuliere woning per WhatsApp-bericht liet weten in te stemmen met een schriftelijk opgemaakte overeenkomst voor de verkoop van een woning.

Twee dagen later liet de beoogd verkoper weten de woning toch niet te zullen verkopen.

De kandidaat-koper liet het er niet bij zitten en eiste in een kort geding nakoming van de koopovereenkomst. Advocaat Hein Hoogendoorn van AMS Advocaten bespreekt de uitkomsten van een procedure.

Perfecte overeenkomst via WhatsApp

Artikel 7:2 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat er een plicht is tot schriftelijke vastlegging voor de koop van een particuliere woning. De juridische vraag in het geschil was dus of via WhatsApp aan dat schriftelijkheidsvereiste voldaan kan worden.

De advocaat van de beoogde koper stelde dat aan het schriftelijkheidsvereiste was voldaan. De kandidaat-koper stuurde namelijk een WhatsApp-bericht aan de beoogde verkoper met daarin: “Hallo (..), hebben jullie de overeenkomst gelezen en getekend? Of hebben jullie nog vragen? Groet,.”

De verkoper appte daarop terug: “Haha ongeduldige. Hij is gelezen en prima volgens wat we hebben besproken opgetekend. Morgen heb jij hem in bezit met onze handtekening.”

De advocaat van de koper betoogde dat het WhatsApp-bericht van de verkoper de schriftelijke ondertekening van de koopovereenkomst had vervangen en dat er een perfecte koopovereenkomst tot stand was gekomen. Op die grond vorderde de advocaat van de beoogde koper nakoming van de koopovereenkomst.

Appje als vervangende elektronische ondertekening?

De rechter ging niet mee met het betoog van de advocaat van de koper. De rechter stelde bij zijn beoordeling dat een schriftelijke koopovereenkomst een onderhandse akte is, waarvoor het vormvoorschrift van ondertekening geldt.

Volgens de rechter maakte het WhatsApp-bericht van de verkopers geen deel uit van het door de eisers ondertekende concept voor de koopovereenkomst en vormt het appje ook geen (elektronische) ondertekening door de beoogde verkoper.

Het appje hield volgens de rechter hoogstens een toezegging in dat de verkoper het concept van de koopovereenkomst zou ondertekenen.

Niet voldaan aan schriftelijkheidsvereiste, geen overeenkomst

De rechter was dan ook van oordeel dat, nu de koopovereenkomst niet door de gedaagden als verkopende partij is ondertekend, niet aan het  schriftelijkheidsvereiste is voldaan. De beoogde verkopers konden zich hierop beroepen. Er was volgens de rechter dus geen perfecte overeenkomst tot stand gekomen.

Overigens gold ook op grond van het concept van de schriftelijke overeenkomst dat uit de koopovereenkomst pas verplichtingen voortvloeien als beide partijen deze zouden hebben ondertekend. Ook dat ondersteunde het oordeel dat geen perfecte overeenkomst tot stand was gekomen.

Hein Hoogendoorn studeerde Nederlands recht en Fiscaal recht en is sinds 2008 advocaat. Sinds november 2013 is hij verbonden aan AMS Advocaten. Hein legt zich voornamelijk toe op het procederen en adviseren op het gebied van ondernemingsrechtinsolventierechtverbintenissenrecht en incasso