Ze heten kievitsbonen, pronkers, Sint-Jansuitjes, koolrabi, eeuwige moes, zilversteel, snijbiet of winterpostelein. Het zijn groenten, die de meeste Nederlanders nooit kenden, of waarvan ze het bestaan alweer waren vergeten. Daar moet verandering in komen, vindt een groeiende groep tuinders die zich  richten op de teelt van ‘vergeten groenten’.

Henk Kerkers in het Peeldorp Deurne is zo iemand. Kerkers werkte jarenlang in de financiële wereld en de automatisering voordat hij in 2014 besloot in de Brabantse vollegrond spekbonen, haverwortel, bataat, pastinaak, rabarber, heilig boontjes en nog tientallen andere traditionele groenten te gaan telen. Bijzonder Brabants, luidt zijn slogan.

Een kleine honderd kilometer noordelijker runt Michel Smits, samen met zijn vrouw Mariëlle Dings, al een jaar of dertig de biologische tuinderij Amelis’ Hof. Op een terrein van niet meer dan een hectare, bij landgoed Amelisweerd (Bunnik), teelt het stel op meer dan honderd verschillende groenten, waaronder diverse ‘vergeten’ soorten.

Verspreid over het land zijn er meer van zulke tuinbouwbedrijven. De familie Smak in Lutjebroek doet in peulvruchten en profileert zich bijvoorbeeld als teler van de typisch Noordhollandse Witte Krombek boon. In het Limburgse Beesel zetelt zelfs een heuse Stichting Vergeten Groenten, een initiatief van Jac Nijskens, die ernaar streeft ‘authentieke, bijzondere en gezonde’ groenten weer onder de aandacht probeert te brengen.

Vergeten groeten zijn ‘leven cultureel erfgoed’

“Vergeten groenten zijn onderdeel van ons levend cultureel erfgoed”, zegt Chris Kik, hoofd curator bij het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGBN), onderdeel van Wageningen University & Research. Kik doet al sinds 2005 onderzoek naar traditionele groenterassen. Hij is adviseur van De Oerakker, een club waarvoor CGBN een ‘Oranje Lijst’ samenstelde waarop zo’n 6.000 oude rassen prijken.

Van de overgrote meerderheid zijn geen zaden meer beschikbaar. Maar ongeveer 400 soorten, de zogeheten Erfgoedzaden, zou De Oerakker graag in stand houden. Daarvoor is nodig dat een flink aantal telers met vergeten groenten aan de slag gaan.

3 uitdagingen voor telers

Interesse is er zeker, merkte Kik tijdens een rondgang langs een groot aantal  tuinderijen. "Maar lastiger blijkt het om de teelt tot een commercieel succes te maken." Anders gezegd, teelt van vergeten groenten is geen eenvoudig businessmodel.

Kik signaleert drie hoofdproblemen. Te weten, het aanboren van een toereikende afzetmarkt; het voorzien in een constant aanbod, liefst gedurende het hele jaar; en beheersing van de logistiek, zodat groenten zo goedkoop mogelijk en toch vers de klant bereiken.

"Het helpt in elk geval om dicht bij een grote stad te zitten’" aldus Kik. "Daar zitten gewoon meer potentiële klanten. De bevolking is er ook kapitaalkrachtiger en bereid wat meer voor bijzondere producten te betalen."

Groentetas per abonnement, of restaurants als afzetmarkt

Een stad in de buurt is een plus, beaamt Michel Smits van Amelis’Hof. Hoewel er de voorbije jaren zes bio-tuinderijen in de omgeving van Utrecht zijn bijgekomen, heeft hij over afzet niet te klagen. Twee keer per week verkoopt Smits aan huis – op woensdag en zaterdag.

Tot 1997 stond hij ook met een kraam op de Noordermarkt in Amsterdam. "Maar dat werd te druk". Ervoor in de plaats kwam de groentetas, een aanpak die meerdere biologische tuinderijen hanteren. Abonnees op zo’n tas krijgen elke woensdag op vaste afhaalpunten een pakket groenten bezorgd. "We hanteren inmiddels een wachtlijst voor de groentetas. De honderd abonnees die we nu hebben, zijn voor ons het maximum."

Henk Kerkers in Deurne kiest een andere, onder groentetelers eveneens groeiend populaire aanpak. Hij werkt samen met restaurants in de wijde regio die zijn teelt op de menukaart zetten. Daarnaast heeft Bijzonder Brabants een webwinkel voor verse groenten en culinaire geschenken. En net als vrijwel alle biologische tuinderijen verzorgt Kerkers lezingen en rondleidingen op zijn bedrijf, eventueel gecombineerd met een lunch of diner.

Steun van vrijwilligers en crowdfunding

Kun je wel rondkomen van een biologische tuin die groenten teelt? Volgens Michel Smits wel. Met dien verstande dat Amelis’Hof behalve groenten ook bloemen, kruiden en fruit verkoopt. En dat gedurende een betrekkelijk langdurige periode: van mei tot en met december.

Net als het bedrijf van Kerkers en de flinke tuin van de Stichting Vergeten Groenten kan de moestuin van Amelis’Hof rekenen op vrijwilligers. Smits heeft er zo’n vijftien. Daarnaast fungeert het bedrijf als zorgboerderij voor zeven zorgcliënten. Betaalde krachten zijn er dus niet.

Amelis’Hof draait een jaaromzet van zo’n 80.000 euro,  zegt Smits, waarvan 60.000 euro uit verkoop van producten en 20.000 euro zorginkomsten. "Mijn vrouw en ik halen er een inkomen uit. Het ondernemersresultaat bedraagt al jaren zo’n 40.000 euro."

De telers hebben de tijdgeest mee. ‘Traditioneel’, ‘biologisch’ of ‘op natuurlijke wijze’ bijzondere en gezonde groenten verbouwen, is sympathiek. Het gebeurt dan ook regelmatig dat mensen die een kijkje komen nemen bij een tuin, zich direct melden als vrijwilliger. En toen Amelis’Hof een paar jaar geleden een historische kas wilde plaatsen werd de benodigde 50.000 euro deels via crowdfunding, deels via ideële fondsen binnengehaald.

Aan financiering door verwante instellingen als Rabobank of Triodos Bank heeft Smits geen behoefte. "We werken met eigen middelen. Als het nodig is, boren we ons netwerk aan."

Hoe boeren goed kunnen verdienen aan gesubsidieerde windmolens – maar bonje met omwonenden ligt op de loer