Taxi-app Uber is juridisch gezien een transportbedrijf en geen digitale bemiddelingsdienst. Chauffeurs die met het Amerikaanse bedrijf in zee gaan kunnen daarom worden verplicht een taxivergunning aan te vragen volgens nationale regels.

Het Europees Hof van Justitie heeft dat dinsdag bepaald. De rechters volgen daarmee het oordeel van de advocaat-generaal van het hof uit mei.

Het Uber-platform organiseert en beheert een systeem voor vervoer op aanvraag, redeneert het hof. Daardoor, en ook doordat chauffeurs zonder dat platform geen werk hebben, is het veel meer dan een digitale dienst, want het systeem is “onlosmakelijk verbonden met een vervoerdienst”.

De bemiddeling die Uber levert tussen klant en taxichauffeur valt daarom niet onder de Europese wetgeving voor het vrij verrichten van diensten of elektronische handel, maar onder het vervoersbeleid, waarvoor de bevoegdheid nu bij de EU-lidstaten ligt. Zij mogen dus de voorwaarden vaststellen.

Uber ziet zichzelf wel als informatiedienst. Een woordvoerder stelt in een reactie dat de uitspraak “geen zaken verandert in de meeste EU-landen waar we al opereren onder de vervoerswet”. Dat geldt onder meer voor Nederland, waar Uber-chauffeurs al rondrijden met een blauw taxinummerbord. “Zoals onze nieuwe topman heeft gezegd, is het gepast om diensten zoals Uber te reguleren en daarom zullen we onze dialoog met steden in Europa voortzetten.”

De zaak was in 2014 aangespannen door taxichauffeurs uit Barcelona die een klacht hadden ingediend over oneerlijke concurrentie door Uberpop, waarbij in principe iedereen met een auto ritjes kan verzorgen. De Spaanse rechter had het hof in Luxemburg om advies gevraagd en kan met het arrest nu uitspraak doen over deze kwestie.