De banken in Slovenië hebben bijna 5 miljard euro aan kapitaal nodig, maar de Sloveense overheid kan de bankensteun waarschijnlijk zelf ophoesten.

Dat maakte de Sloveense centrale bank donderdag bekend, na een stresstest van het bankensysteem in het euroland.

In totaal hebben de banken 4,76 miljard euro nodig, waarvan 3,1 miljard euro voor de drie grootste financiële instellingen. De Sloveense overheid springt voor een groot deel bij om het kapitaal aan te vullen en zal waarschijnlijk geen steun aan andere eurolanden voor hoeven te vragen.

‘Slovenië is geen Cyprus’

Slovenië heeft geen leningen nodig van de andere eurolanden om de problemen met de eigen banken op te lossen, zei minister van Financiën en eurogroepvoorzitter Jeroen Dijsselbloem donderdag tegen persbureau ANP.

Volgens hem zijn de problemen met Sloveense banken niet te vergelijken met die eerder dit jaar in Cyprus. Een nieuwe, Sloveense episode in de eurocrisis staat dan ook niet voor de deur.

"Ze hebben op eigen initiatief de banken goed doorgelicht. Dat is degelijk gebeurd, met begeleiding van de Europese Centrale Bank. Dat geeft vertrouwen'', zegt Dijsselbloem, die benadrukt dat er geen geld van belastingbetalers uit andere eurolanden naar Slovenië hoeft.

Sloveense banken

Vijf kleinere banken hebben tot juni de tijd gekregen om in totaal 1,6 miljard euro aan privaat kapitaal te vinden. De centrale bank benadrukte donderdag dat de spaarrekeningen bij de banken veilig zijn.

Ze hebben voldoende reserves en weliswaar tegen een relatief hoge rente toegang tot de financiële markten. Dus ze gaan deze problemen zelf aanpakken en daar heb ik vertrouwen in. Hier komt geen steunprogramma voor. Ze gaan het zelf doen en daar zijn we natuurlijk blij mee'', aldus Dijsselbloem.

Slovenië is daarnaast van plan om voor 4 miljard euro aan slechte leningen in een zogenoemde bad bank te plaatsen. Daarvoor is nog toestemming uit Europa nodig. In totaal hebben de Sloveense banken bijna 8 miljard euro aan slechte leningen op hun balans staan.

Bankensteun Europa

Aandeelhouders en schuldeisers van grote banken kunnen vanaf 2016 overigens sneller worden aangesproken, als een bank in de problemen komt. Europese banken die dreigen om te vallen moeten vanaf dat jaar eerst zichzelf te redden van de ondergang.

Onderhandelaars van het Europees Parlement en de Europese Raad sloten woensdagavond een akkoord gesloten over het versneld invoeren van nieuwe regels, die de belastingbetaler moeten ontzien bij een eventuele ontmanteling (bail in) van een bank.

Mocht een bank vanaf 2016 in grote problemen komen, moeten naast aandeelhouders ook obligatiehouders en spaarders met achtergestelde deposito’s meebetalen aan een reddingsplan of een ontmanteling. Plan is om hiervoor ten minste 8 procent van de balans van een bank aan te spreken.

Reguliere spaarders blijven tot 100 duizend euro buiten schot, via de dekking van het depositogarantiestelsel, als een grote bank in de problemen komt.

Nationale bankfondsen dekken elkaar

Daarna zouden ook andere banken, door middel van een door de nationale bankensector gefinancierd fonds, moeten bijspringen. Dit voor maximaal 5 procent van de verplichtingen van een bank. De ministers van Financiën van de landen van de Europese Unie werden het daarover in juni al eens.

Duitsland heeft uiteindelijk wel ingestemd met een vorm van solidariteit: als een nationaal noodfonds het niet redt om het omvallen van een bank op te vangen, zullen nationale noodfondsen van andere landen bijspringen

Bron: ANP/Z24

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl