Het ziet ernaar uit dat 2019  een uitstekend beursjaar wordt, ook voor pensioenfondsen. Toch is de dreiging levensgroot dat er gekort moet worden op de pensioenen. Hoe kan dat?

Het contrast tussen de beleggingsresultaten van pensioenfondsen en hun algehele financiële situatie is groot. Uit een inventarisatie van Het Financieele Dagblad onder honderd Nederlandse pensioenfondsen blijkt dat dit jaar waarschijnlijk het beste beleggingsjaar wordt sinds de financiële crisis van 2008. Maar dat doet niets af aan de sombere stemming over de pensioenen.

Kijk je naar het financiële plaatje van de vijf grootste pensioenfondsen in de eerste negen maanden van dit jaar, dan ziet dat er als volgt uit.

Hier vallen twee dingen op. In de bovenstaande grafiek is te zien dat bij de top 5 het beursrendement over de eerste negen maanden van dit jaar tussen de 15 procent en 21 procent lag. Dat is bijzonder sterk. Tegelijk ligt de dekkingsgraad bij vier van de vijf grote pensioenfondsen onder de 100 procent. Dit betekent dat de som van alle bezittingen lager is dan de som van alle uitkeringsverplichtingen.

Vier van de vijf grootste fondsen staan dus in het rood. Dat komt omdat de pensioenverplichtingen nog sneller zijn toegenomen dan de bezittingen. De sleutel hiervoor ligt bij de de rente. Die beïnvloedt de bezittingen en de uitkeringsverplichtingen op een andere manier.

Lage rente raakt pensioenfondsen op 2 manieren

Rentes op financiële markten zijn dit jaar fors gedaald. Voor pensioenfondsen die deels beleggen in obligaties heeft dit een (eenmalig) positief effect op de waarde van hun obligatieleningen. Dat werkt zo.

Bij obligatieleningen bewegen de koers en het marktrendement omgekeerd. Stel bijvoorbeeld dat een lening van 1.000 euro wordt uitgegeven voor 10 jaar, tegen jaarlijkse couponrente van 1 procent (dus met een uitkering van 10 euro per jaar). Belegger A krijgt dan 10 jaar lang elk jaar 10 euro en aan het eind van de looptijd de inleg van 1.000 euro. In totaal dus 1.100 euro.

Op het moment dat een andere belegger (B) bereid is 1.100 euro te betalen voor de obligatielening, krijgt deze belegger de couponuitkeringen van 10 euro per jaar en de uitgifteprijs van 1.000 euro aan het eind van de looptijd. Samen is dat 1.100 euro. Het rendement van de investering zakt dan van 1 procent per jaar voor belegger A, naar 0 procent voor belegger B.

Kortom, een daling van het marktrendement van de obligatie gaat gepaard met een stijging van de prijs van de obligatie. Op de beurs zijn de marktprijzen van obligaties dit jaar fors gestegen, wat er mede voor heeft gezorgd dat obligatiebeleggingen van pensioenfondsen meer waard zijn geworden.

Maar er zit ook een keerzijde aan de lage rentes. Pensioenfondsen moeten een technische berekening maken voor de waarde van alle uitkeringsverplichtingen. Dit gebeurt met behulp van de zogenoemde rekenrente. Daarbij geldt: als de rente daalt, is het verwachte toekomstige rendement op beleggingen ook lager. De last van de uitkeringsverplichtingen wordt hierdoor zwaarder.

Korten op pensioen of rekenrente aanpassen?

Nu is er veel discussie over de rekenrente. Als de dekkingsgraden van pensioenfondsen op de huidige lage niveaus blijven, moet er volgend jaar waarschijnlijk worden gekort op de pensioenen. Anders komen pensioenfondsen in de toekomst wellicht financieel in de problemen.

Besturen van vakbonden en pensioenfondsen lobbyen echter om de rekenregels aan te passen. Als wordt uitgegaan van een wat hogere toekomstige rente, kan de last van de uitkeringsverplichtingen boekhoudkundig worden verlaagd. En dat is het probleem van de onderdekking optisch verdwenen.

Onder meer president Klaas Knot van financiële toezichthouder DNB heeft zich hard opgesteld tegen vakbonden en pensioenbestuurders. Nu niet ingrijpen beschermt de huidige generatie gepensioneerden, maar brengt volgens Knot het risico mee dat toekomstige generaties de dupe zijn als pensioenpotten onvoldoende zijn gevuld.

Om meer te begrijpen van de pensioendiscussie is het van belang goed uit elkaar te houden dat de discussie over pensioenkortingen betrekking heeft op een specifiek soort pensioen, waarbij fondsen toezeggingen doen over de hoogte van de toekomstige uitkering. De discussie gaat dus niet over pensioen waarbij werknemers een vast bedrag krijgen en zelf beleggingsrisico dragen bij de opbouw van pensioenvermogen.

LEES OOK: Korting op je pensioen? Dit houd je netto over als je €1.000 tot €5.000 per maand bruto krijgt van je pensioenfonds