Twee dagen voor aanvang van een topbijeenkomst van Europese regeringsleiders,
tonen de landen van de eurozone nog altijd diepe verdeeldheid.
Op tafel ligt de vraag of eurolanden aanstaande donderdag 25 maart moeten
beslissen over een eventueel financieel vangnet voor de Grieken, mocht het
land in april en mei alleen nog tegen woekerrentes kunnen lenen op de
kapitaalmarkt.
De Griekse premier George Papandreou wil graag deze week helderheid. Krijgt
hij steun van andere eurolanden of moet Griekenland zich in geval van nood
wenden tot het Internationaal Monetair Fonds (IMF)?
De Duitse bondskanselier Merkel houdt de boot zo veel mogelijk af. Een
faillissement van Griekenland is volgens Merkel niet aan de orde, alle
opties moeten openblijven. Duitsland staat hierbij echter tegenover
Frankrijk dat vindt dat er wel degelijk een Europese oplossing moet komen
voor de Griekse financiële problemen.
Duits-Franse breuklijn
Onderliggend is er meer aan de hand. Dat bleek afgelopen week glashelder toen
de Franse minister van Financiën Christine Lagarde plotseling begon te
klagen over het Duitse handelsoverschot. Officieel had dit niets met de
Griekse crisis te maken, maar het toonde dat er meer op het spel staat dan
de begrotingsperikelen van Athene.
In plaats van alles op loonmatiging en exportgroei te zetten, zouden de
Duitsers de binnenlandse consumptie moeten stimuleren, stelde de Franse
minister tegenover The
Financial Times. Met als impliciete suggestie dat andere eurolanden
hiervan kunnen profiteren door hun export richting Duitsland uit te breiden.
Duitsland voelt zich vooralsnog niet aangesproken. Bondskanselier Merkel gaf
in repliek
op de Franse klachten aan dat andere landen maar beter hun best moesten doen
om net zo concurrerend te worden als Duitsland.
Lonen en productiviteit
De komst van de euro in 1998 heeft de speelruimte voor landen als Frankrijk,
Italië en Griekenland in tijden van economische malaise drastisch beperkt.
Eigen exporteurs een zetje in de rug te geven door devaluatie van de munt,
is onmogelijk geworden.
Binnen de eurozone moet het spel anders gespeeld worden: via lonen en
verbetering van de productiviteit. Daarbij heeft Duitsland zonder meer de
beste kaarten.
Om te beginnen is de Duitse handelspositie tegenover zuidelijke eurolanden
ijzersterk, blijkt uit het volgende plaatje.
Binnen de eurozone heeft Duitsland het grootste exportsurplus in relatie met
Frankrijk. Maar ook versus Spanje, Italië en Griekenland exporteren de
Duitsers meer dan ze importeren. De verhouding tot Nederland is net
omgekeerd. De Duitse export richting Nederland is kleiner dan de import.
Frankrijk zit in z'n maag met de pakweg 30 miljard euro aan Duitse goederen
die het land jaarlijks afneemt, zonder dat daar een evenredige stroom aan
Frans product richting Duitsland tegenover staat. Maar maakt dat de kritiek
op de Duitsers terecht?
In de Franse optiek vloeit het Duitse exportvoordeel voort uit een overdreven
neiging tot loonmatiging. Absoluut bezien valt het verschil tussen de twee
continentaal-Europese grootmachten echter mee, blijkt uit de volgende
grafiek. Gemiddeld liggen de lonen in Frankrijk iets lager dan in Duitsland.
Wat betreft het gemiddelde bruto uurloon vormen Duitsland, Frankrijk en
Nederland een vergelijkbare groep. In Spanje en Griekenland ligt het uurloon
ongeveer een derde lager.
Op zich zeggen deze absolute loonniveaus echter weinig over de
concurrentiekracht van landen, zonder nadere blik op de
arbeidsproductiviteit. Ook in dit opzicht hoort Frankrijk met Nederland en
Duitsland tot de kopgroep in de eurozone, terwijl de productiviteit
in Spanje, Italië en Griekenland een stuk lager ligt.
Het grote verschil tussen Duitsland en Frankrijk zit 'm bij de mate waarin
lonen mee groeien met de arbeidsproductiviteit. Dat is duidelijk zichtbaar
in de volgende grafiek. Die geeft bij een waarde van 100 aan dat lonen en
productiviteit zich gelijk ontwikkelen. Bij een waarde van meer dan 100 gaat
het inkomen per werknemer harder omhoog dan de arbeidsproductiviteit.
In Duitsland is het loon per werknemer het afgelopen decennium nauwelijks
harder toegenomen dan de productiviteit. In Frankrijk en Griekenland
daarentegen stegen de salarissen veel sterker dan de productiviteit. Dat
heeft de concurrentiekracht van de Fransen en Grieken uiteraard niet
geholpen.
Frankrijk mag sputteren over het Duitse exportoverschot. Maar wie in de
eurozone zit, kan andere eurolanden alleen beconcurreren op arbeidskosten en
innovatief vermogen. Wat dit betreft moeten bondskanselier Merkel en de
Franse president Sarkozy elkaar donderdag 25 maart nog eens diep in de ogen
kijken.
Lees ook:
bescheidenheid
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl