Zelfs het grootste pr-bureau ter wereld krijgt het verhaal niet langer verkocht. Edelman PR (omzet: 833 miljoen dollar per jaar) heeft besloten geen opdrachten meer te aanvaarden van kolenproducenten en ontkenners van klimaatverandering.

De Guardian legde de hand op interne documenten van het bedrijf waar de koerswijziging staat beschreven. Edelman lag al een paar jaar onder vuur vanwege zijn benadering van klimaatverandering.

Fictieve actiegroepen

Andere grote pr-bureaus beschuldigden Edelman van het opzetten van fictieve actiegroepen ter ondersteuning van de aanleg van een Canadese oliepijpleiding. Tegenstanders van fracking in het Verenigde Koninkrijk beschuldigden het bedrijf ervan dergelijke constructies te gebruiken om te lobbyen bij parlementariërs.

Edelman is na twee jaar onderzoek tot de conclusie gekomen dat kolenproducenten en klimaatveranderingsontkenners een te groot risico vormen voor de firma. “Als je probeert om de waarheid te verhullen, of desinformatie of halve waarheden gebruikt, kom je op het terrein van ‘groenwassen'”, zei topman Michael Stewart tegen de Guardian. ‘Groenwassen’ is onterecht de indruk wekken dat bedrijfsactiviteiten milieuvriendelijk zijn. “Dat is iets wat we nooit zouden voorstellen, en waar we onze cliënten ook niet bij willen ondersteunen”, aldus Stewart.

Oliebedrijven nog welkom

Het bedrijf blijft voorlopig wel klanten aannemen uit de olie- en gasindustrie. Voor bedrijven die betrokken zijn bij de omstreden olieboringen op de Noordpool gooit Edelman de deur dus nog niet dicht. Door de onduidelijke positie die het kantoor innam over klimaatverandering – Edelman werkte óók voor een aantal milieucampagnes – raakte het bedrijf recent een paar grote klanten kwijt.

Vertegenwoordigers van de milieubeweging reageren verheugd op de koerswijziging van Edelman. "Weer een teken dat de fossielebrandstofindustrie zijn geloofwaardigheid aan het verliezen is en dat het ontkennen van klimaatverandering minder aantrekkelijk wordt", zegt Robert Cox, emeritus hoogleraar communicatie aan de Universiteit van North Carolina.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl