De verschillen tussen vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt zijn in tien jaar afgenomen, maar minder snel dan door het emancipatiebeleid verwacht had mogen worden. Ze krijgen omgerekend per uur minder betaald dan mannen, zijn nog steeds ondervertegenwoordigd in topposities en hebben relatief vaak een deeltijdbaan.

Dat blijkt uit onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (CPB) dat dinsdag is gepresenteerd. Ondertussen zijn vrouwen wel steeds vaker hoogopgeleid, tot een leeftijd van 45 jaar zelfs hoger dan mannen.

Minister Jet Bussemaker, die over het onderwerp gaat, riep vrouwen een paar maanden geleden op te solliciteren naar hoge posities – ook in de politiek – en minder bescheiden te zijn. Ze vindt dat vrouwenemancipatie “op een heleboel vlakken tergend langzaam” gaat.

1

De komst van kinderen blijkt niet meer zo vaak een reden minder uren te gaan werken of helemaal te stoppen. Vrouwelijke dertigers werken gemiddeld een halve dag per week meer dan eerdere generaties vrouwen in deze leeftijd. Als ze besluiten om niet te gaan werken, is dat nu eerder om gezondheidsredenen dan vanwege zorgtaken.

Met ruim 30 procent vrouwelijke topambtenaren, een groei van 2 procent, heeft de overheid haar streefcijfer bereikt en bij de honderd grootste bedrijven is inmiddels een op de vijf leden van de raden van bestuur of toezicht een vrouw. Dat is een flinke toename ten opzichte van eerdere jaren.

In de non-profitsector, waar naar verhouding veel vrouwen werken, is hun aandeel in de top niet toegenomen (zorg en welzijn) of zelfs iets afgenomen (sociaal-economische sector en maatschappelijke organisaties).

2

Academisch glazen plafond

Ook op universiteiten blijft het glazen plafond onverminderd dik. Het percentage vrouwelijke hoogleraren is ten opzichte van een jaar geleden nauwelijks gegroeid, constateert het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH) in zijn dinsdag gepubliceerde jaarlijkse monitor. Momenteel is slechts 18 procent van de hoogleraren in ons land vrouw. Vorig jaar lag dat percentage op 16,9.

In het huidige groeitempo gaat het volgens het LNVH nog tot het jaar 2054 duren voordat er een evenredig verdeling tussen mannen en vrouwen is onder hoogleraren.

Naast ondervertegenwoordiging in hoge academische functies, blijft ook de beloning voor vrouwen nog altijd achterlopen. In 2012 en 2015 werd in de monitoren al een loonkloof vastgesteld en die blijft onverminderd in stand. "Conclusie: vrouwelijke wetenschappers lopen op jaarbasis miljoenen mis. Daarnaast worden vrouwelijke wetenschappers stelselmatig in de lagere functieniveaus ingedeeld.''

Ten aanzien van academische bestuursfuncties is het beeld beter voor vrouwen. Zowel in bestuurscollege's als in raden van toezicht van de universiteiten ligt het aandeel vrouwen rond of boven de 30 procent. Het percentage vrouwelijke leden in de raden van bestuur van universitair medische centra nam toe van 14 naar 23 procent. In de raden van toezicht van de universitair medische centra is het aandeel vrouwen licht gedaald maar ligt het nog altijd op 37 procent.