Net als bij het berekenen van je rendement komen ook bij het bepalen van het risico meerdere dingen kijken. Onderzoeksbureau Morningstar legt de verschillende dimensies van risico uit.

Het risico van een belegging en het mogelijke rendement (positief of negatief) gaan meestal hand in hand. Hoe hoger het risico, des te hoger het rendement van een belegging kan zijn. Maar ook hoe groter de kans op verlies.

Er zijn een aantal manieren om naar risico te kijken, legt onderzoeksbureau Morningstar uit. Een heeft te maken met de beweeglijkheid, of volatiliteit, van de markt. De mate van beweeglijkheid van een koers ten opzichte van de benchmark, een bepaalde index, wordt de beta genoemd.

Hogere beta

Als de koers gelijk beweegt met zo’n index – Morningstar noemt bijvoorbeeld de MSCI World Index – is de beta 1. Risicovolle aandelen hebben een beta die hoger dan 1 is. Is de beta bijvoorbeeld 1,1 en de index stijgt met 1 procent, stijgt het aandeel met 1,1 procent.

Maar daar staat tegenover dat het aandeel ook harder daalt als de index met 1 procent omlaag gaat. Minder risicovolle aandelen hebben een beta die juist onder 1 ligt.

Aandelen met een hogere beta zijn vaak van bedrijven met een lagere marktkapitalisatie (mid- en smallcaps) en bedrijven die in sectoren zitten die meebewegen met de economische cyclus (bijvoorbeeld grondstoffen of de financiële sector).

Een lage beta geldt meestal voor bedrijven met een hogere marktkapitalisatie die minder afhankelijk zijn van de cyclische grillen van de economie.

Standaarddeviatie: een andere manier

De standaarddeviatie is een methode om op een andere manier naar het risico te kijken. Hiermee kijk je naar de spreiding van rendementen over een bepaalde periode.

Morningstar geeft het voorbeeld van een belegging die jaar in jaar uit een redelijk stabiel rendement haalt. De range over tien jaar is van -1 procent tot 5 procent. Bij het andere, minder stabiele, aandeel varieert het rendement juist tussen de -5 procent en de 10 procent.

Na tien jaar is het totaalrendement van beide aandelen nagenoeg gelijk, maar de standaarddeviatie van het laatstgenoemde aandeel is een stuk groter omdat de spreiding van het rendement veel groter is. Op basis daarvan zou je kunnen stellen dat het risico van het laatste aandeel hoger is.

Maar een hogere standaarddeviatie betekent niet altijd een hoger risico, stelt Morningstar als kanttekening. Daarvoor geeft het onderzoeksbureau een ander voorbeeld.

Het ene aandeel heeft in drie jaar de volgende rendementen: 10 procent, 5 procent en 8 procent. Een totaalrendement van 24,7 procent met een standaarddeviatie van 2,5 procent. Het andere aandeel verliest drie jaar op rij 2 procent. Het totaalrendement is -5,9 procent en de standaarddeviatie is 0 procent.

De standaarddeviatie van het tweede aandeel is lager, maar het veel beweeglijkere eerste aandeel heeft een veel hoger rendement, ondanks de hogere standaarddeviatie

Maximaal verlies

De derde maatstaf om het risico van beleggingen in beeld te brengen die Morningstar noemt is de maximum drawdown, oftewel het maximale verlies.

De maximum drawdown is gelijk aan de grootste aaneengesloten daling die de koers van een aandeel of fonds over een bepaalde periode heeft meegemaakt. Hoe hoger deze daling, hoe hoger het risico, schrijft Morningstar.