De jaarlijkse Big Mac Index van The Economist is weer uit. Aan de hand van de prijs van een Big Mac wordt aangetoond: de euro is nog altijd flink ondergewaardeerd ten opzichte van de dollar, maar maakt terrein goed.

Met de Big Mac Index probeert het Britse magazine twee keer per jaar aan te tonen in hoeverre valuta over- of ondergewaardeerd zijn. Een beetje een simpele methode, maar daardoor ook heel toegankelijk. Het is een makkelijke manier van de zogenoemde koopkrachtpariteit, een manier om de koopkracht van verschillende landen te vergelijken.

‘Echte’ koopkrachtpariteit wordt vergeleken door allerlei economische data van landen tegen elkaar af te zetten. De theorie gaat ervan uit dat rentes zich zo aanpassen dat de prijs van een mandje van goederen uiteindelijk overal ter wereld even duur zou moeten zijn.

Bij de Big Mac Index wordt deze theorie op een makkelijke manier aangevlogen. Er wordt maar naar één variabele gekeken: de prijs van de Big Mac. Het idee daarachter is simpel en best doeltreffend. De Big Mac wordt gezien als een soort ‘mandje’ van producten die mensen in het dagelijks leven veel gebruiken: de prijs van vlees, brood, groente, en houdt daarnaast ook rekening met de kosten van arbeid, elektriciteit en transport. Daarnaast is de Big Mac een geschikte graadmeter omdat het een van de weinige producten is die bijna overal ter wereld in dezelfde vorm wordt verkocht. ‘Burgernomics’, noemt het magazine het.

De dollar is duur

The Economist neemt de Amerikaanse Big Mac-prijs als uitgangspunt. De burger kost in de VS gemiddeld – het magazine neemt het gemiddelde van de prijzen in vier steden – 5,30 dollar. In slechts drie landen is een Big Mac afgezet tegen de huidige wisselkoersen duurder: Zwitserland (6,74 dollar) Noorwegen (5,91 dollar) en Zweden (5,82 dollar).

Volgens de theorie van The Economist zijn de munten van die landen dus overgewaardeerd, je moet er immers meer betalen voor hetzelfde product. De Zwitserse frank is zelfs meer dan 20 procent overgewaardeerd volgens de index.

De euro is flink ondergewaardeerd

Aan de andere kant van dat spectrum vinden we de euro, die volgens de index nu 16 procent ondergewaardeerd is ten opzichte van de dollar. Een Big Mac kost in de eurozone (de gemiddelde prijs in de eurolanden) 4,47 dollar. Een half jaar eerder was de euro volgens deze index nog 20 procent ondergewaardeerd, dus er zit wel beweging in.

Dat de euro sterker wordt heeft te maken met een mix van politiek en economie. De opmars van populistische partijen is tijdens de Franse en Nederlandse verkiezingen gestuit. En de economie van de eurozone groeit inmiddels een stuk harder dan die van de Verenigde Staten. Daar komt nog bovenop dat de Europese centrale bank nadenkt over een krapper monetair beleid, waardoor de euro ook duurder is geworden.

In Egypte is je Big Mac het goedkoopst

Van de landen die The Economist op heeft genomen in de Big Mac Index is Egypte het sterkst ondergewaardeerd. Een Big Mac kost in het Noord-Afrikaanse land maar 1,75 dollar, een onderwaardering van 67 procent ten opzichte van de dollar.

Het Egyptische pond werd eind vorig jaar door de overheid vrijgegeven, eerder stond de koers vast ten opzichte van de dollar. Het pond heeft daardoor een gigantische koersval ondergaan met als gevolg ook een gigantische inflatie van 30 procent. De prijs van een Big Mac is daardoor wel wat omhoog gegaan, een half jaar geleden was het Egyptische pond zelfs meer dan 70 procent ondergewaardeerd ten opzichte van de dollar.