Het klinkt misschien vreemd, maar het is zo: de meeste Amerikanen hebben op Hillary Clinton gestemd, toch is ze kansloos voor het presidentschap.

Inmiddels zijn alle stemmen geteld. Clinton heeft tot nu toe 65,9 miljoen stemmen gekregen, tegenover 63,0 miljoen voor Trump. Als je alleen hiernaar kijkt, lijkt het alsof het een nek-aan-nekrace is geweest.

Maar bij de Amerikaanse verkiezingen is wie de meeste stemmen vergaart, niet bepalend voor de einduitslag. Het gaat om de kiesmannen.

Amerikanen kiezen namelijk niet rechtstreeks een president. Op de verkiezingsdag wordt een kiescollege gekozen dat hem of haar enige tijd later kiest. Dit kiescollege bestaat uit 538 kiesmannen.

Per staat is er een aantal kiesmannen te winnen, afhankelijk van het aantal inwoners. Zo is Californië goed voor 55 kiesmannen, terwijl Wyoming er slechts drie oplevert.

Amerikaanse president wordt getrapt gekozen

Verder geldt het 'winner takes all'-principe. Als een kandidaat de meeste stemmen in een staat krijgt, ‘wint’ die kandidaat alle kiesmannen. Alleen in twee staten werkt dat anders: Maine en Nebraska. Daar worden de kiesmannen onderverdeeld: per district is één kiesman te winnen.

Het getrapte kiessysteem in combinatie met de enorme bonus voor de winnaar kan ervoor zorgen dat degene met de meeste stemmen niet de verkiezingen wint.

Dit gebeurde in de negentiende eeuw twee keer. In 1876 versloeg Rutherford B. Hayes (47,9 procent van de stemmen) zijn tegenstander Samuel Tilden (51 procent) met een kiesman verschil. Twaalf jaar later won Benjamin Harrison de verkiezingen op kiesmannen, hoewel hij ruim 90.000 stemmen minder had gekregen dan zijn opponent, de zittende president Grover Cleveland.

Het bekendste en recentste voorbeeld is de stembusgang in 2000. Al Gore kreeg 500.000 stemmen méér in de 'popular vote', maar zijn tegenstander George W. Bush won na een omstreden stemmentelling in de staat Florida en kreeg daarmee het grootste aantal kiesmannen achter zich.

Dat scenario herhaalt zich nu. Clinton heeft in totaal meer stemmen, maar Trump heeft meer kiesmannen.

Het ingewikkelde Amerikaanse kiessysteem is bedacht in 1787, het jaar dat de grondwet werd opgesteld. De afgevaardigden die dat jaar in Philadelphia bijeenkwamen, hadden weinig vertrouwen in het vermogen van de burgers de geschikte kandidaat te kiezen. Ze wilden voorkomen dat een populist aan de macht kwam en bedachten het college van kiesmannen, dat (in licht gewijzigde vorm) tot op de dag van vandaag bestaat.

Ironisch genoeg is er nu juist een populist verkozen dankzij dat systeem - precies datgene wat de Founding Fathers wilden voorkomen.

Het systeem leidt tot een aantal problemen, zoals de bekende YouTuber CGP Grey uitlegt in de onderstaande video. Niet elke stem telt even zwaar, een tweepartijenstelsel is onvermijdelijk en de uitslag van de verkiezingen hangt af van een handvol swing states.

Het Kiescollege zal na deze verkiezingsuitslag opnieuw onder het vergrootglas worden gelegd, zoals ook gebeurde na het verlies van Al Gore in 2000. In de afgelopen tweehonderd jaar hebben Amerikaanse senatoren en afgevaardigden honderden keren een amendement ingediend om het getrapte kiessysteem af te schaffen.

Telkens mislukte dat. Om het systeem te veranderen is een wijziging van de grondwet noodzakelijk. En dat kan alleen als het Congres en ten minste driekwart van de vijftig staten ermee instemmen.