De relatie tussen Amerika en China bepaalt de komende jaren en decennia in hoge mate hoe de wereldeconomie zich ontwikkelt.

Vooralsnog is de VS de enige die een mondiale coalitie kan leiden om tegenwicht te bieden aan China’s opmars.

Regionale blokvorming zal leiden tot minder efficiënte productieketens en hogere prijzen, betoogt strategisch analist Andy Langenkamp.

ANALYSE – De coronapandemie, bitcoin, booming grondstoffenprijzen en recordhoge aandelenkoersen domineren de financiële markten.

Maar voor de komende jaren en decennia zal een andere ontwikkeling bepalend zijn voor de wereldeconomie: de relatie tussen Amerika en China en de plek die andere landen innemen tussen deze reuzen op het geostrategische speelveld.

Het is niet voor het eerst dat een zittende grootmacht wordt uitgedaagd – of zich uitgedaagd voelt – door een opkomende macht. Bestuurskundige Graham Allison van de Amerikaanse Harvard-universiteit wijst op minstens zestien van deze gevallen in de afgelopen vijf eeuwen, waarbij het twaalf keer tot een oorlog kwam.

Vooralsnog is Amerika de enige die een mondiale coalitie kan leiden om tegenwicht te bieden aan China’s opmars. Dit zal geen coherent blok zijn; daarvoor lopen belangen te veel uiteen. Daarom moeten verschillende coalities voor uiteenlopende issues gesmeed worden.

De VS is de enige die een wisselend blok van landen kan aanvoeren om te voorkomen dat China het voor het zeggen krijgt in de wereld, maar die rol wordt wel bemoeilijkt door interne Amerikaanse problemen. Van raciale spanningen tot krakende infrastructuur.

En van oplopende ongelijkheid die vreet aan de fundamenten van de samenleving, tot politieke verdeeldheid die aan de ene kant zorgt voor stagnerend beleid en aan de andere kant voor sterk fluctuerend beleid afhankelijk van hoe de politieke wind waait.

De VS blijft wereldmacht nummer één

Deze problemen zijn allemaal reëel, maar we moeten de Amerikaanse neergang niet overdrijven. Het is nog altijd een reus omringd door vooral dwergen.

Zo zijn er zeker negen factoren te noemen die de Amerikaanse macht illustreren:

  • Samen met Rusland bezit de VS met afstand het grootste kernwapenarsenaal.
  • Het Amerikaanse leger is met flinke voorsprong nog altijd het sterkste leger met verreweg de grootste begroting.
  • Van fundamenteel belang is dat Amerika honderden militaire bases heeft verdeeld over zo’n tachtig landen; van enorme complexen met duizenden mensen tot radarposten met enkele medewerkers. China komt niet verder dan één militaire basis buiten de eigen landgrenzen: in Djibouti. Zo’n fijnmazig mondiaal defensienetwerk maakt dat Amerika enorm in het voordeel is in het onwaarschijnlijke geval dat Beijing en Washington rechtstreeks slaags raken.
  • Tachtig procent van de wereldwijde handel in olie wordt afgerekend in dollars.
  • De dollar is tegenpartij in 80 tot 90 procent van alle valutatransacties.
  • Daar waar de dollar iets meer dan 60 procent van de wereldwijde valutareserves inneemt, loopt de nummer twee – de euro – enorm achter met 20 procent procent.
  • Van alle internationaal uitstaande schulden is ruim zestiende geprijsd in dollars.
  • De VS beschikt over de diepste en grootste aandelen- en obligatiemarkten.
  • Via de centrale rol in het mondiale financiële systeem kan Washington een land vrijwel geheel afsluiten van toegang tot internationale financiering.

Amerika mag nog op veel vlakken boven China uittorenen, de afgelopen decennia heeft Beijing op vrijwel alle internationale schaakborden – militair, economisch, diplomatiek – de eigen positie danig verstevigd.

Europa en tot op zekere hoogte de VS hebben China lange tijd vrijwel uitsluitend gezien als een economische kans in twee richtingen: als goedkope productieplek en exporteur van allerhande producten en als potentiële gigantische afzetmarkt van westerse waren. Maar gestaag drong door dat China daarmee geen genoegen neemt.

In de VS werden de strategische bakens al eerder verzet; in Europa is die omslag pas de afgelopen jaren voorzichtig ingezet. Inmiddels woedt op veel vlakken een concurrentiestrijd: geostrategisch, economisch, technologisch en ideologisch.

Zo dreigt China met het beperken van de uitvoer van zeldzame aardmetalen. Dat zijn grondstoffen die veelal essentieel zijn voor de productie van onder meer elektrische auto’s en smartphones. De markt voor zeldzame aardmetalen is voor 80 tot 90 procent in handen van China.

Weliswaar beschikt China naar schatting over slechts 30 procent van de in grond aanwezige zeldzame aardmetalen in de wereld, het land domineert niettemin de winning en productie ervan. Zo moet Amerika zijn gewonnen zeldzame aardmetalen naar China sturen voor verdere bewerking. De westerse wereld is dan ook koortsachtig bezig met zelf win- en productiecapaciteit te ontwikkelen.

Dit is slechts een van de voorbeelden van oplopende spanningen met China waarbij geopolitiek en economie met elkaar verstrengeld raken. Daarbij zal het om zeker drie redenen niet snel tot een directe oorlog komen:

  • Kernwapens maken een all-out oorlog voor alle partijen zeer onaantrekkelijk; een zege zou hooguit een pyrrusoverwinning zijn.
  • Meer dan in voorgaande eeuwen zijn potentiële vijanden economisch en financieel met elkaar verstrengeld, waardoor een oorlog ook voor de winnende partij waarschijnlijk catastrofaal uitpakt met een economische depressie.
  • Tot slot is het draagvlak voor oorlogvoering onder de bevolking de afgelopen eeuwen danig afgenomen. In het verleden werd oorlog nog weleens beschouwd als iets glorieus en stonden mannen als het ware te trappelen om ten strijde te trekken (en hadden ze vaak geen keus). Die steun voor oorlog is sterk gedaald, onder meer doordat via moderne media veel duidelijker is geworden wat voor ellende oorlog daadwerkelijk inhoudt en doordat mensen welvarender zijn geworden en dus meer te verliezen hebben. 

Beperking van de afhankelijkheid van China zorgt voor hogere kosten en prijzen

Dat een supermachtenoorlog onwaarschijnlijk is, betekent niet dat de verdere Chinese opmars geen grote gevolgen heeft. Veel landen broeden op plannen om minder afhankelijk te worden van China, terwijl China steeds meer een door binnenlandse consumptie gedreven economie wil zijn in plaats van een op export gebouwde economie.

De coronacrisis heeft des te duidelijker gemaakt hoe kwetsbaar landen kunnen zijn als ze te veel leunen op internationale aanvoerketens zonder back-up. Toch zien we niet zozeer reshoring, maar vooral het aanhouden van grotere voorraden en het diversifiëren van leveranciers. Tegelijkertijd zien we nationale overheden Chinese bedrijven weren uit als strategisch beschouwde sectoren.

Bovenstaande ontwikkelingen zullen een inflatieverhogend effect hebben, omdat productiekosten omhoog gaan, productiviteitsgroei onder druk komt te staan en producenten vroeg of laat die kosten doorberekenen aan klanten.

Weliswaar willen overheden en centrale banken dat de inflatie oploopt, maar dit is niet de wijze die ze in gedachten hadden. Want de competitie op velerlei vlakken tussen China en de mede daardoor veroorzaakte deglobalisering – of op z’n minst andere invulling van globalisering – zal neerwaartse druk zetten op de mondiale groei.

Andy Langenkamp is senior politiek analist bij ECR Research en ICC Consultants.