Sinds het faillissement van het familiebedrijf Oad september vorig jaar, is er volop discussie over de rol van de bank bij een faillissement. Mag een bank altijd de stekker uit een bedrijf trekken door bijvoorbeeld een krediet in te trekken?

Het is natuurlijk niet zo dat een bank aan verliesfinanciering hoeft te doen. Dat is niet haar rol.  Daar zal bijna iedereen het over eens zijn. Anderzijds is het wel zo dat banken soms de druk op een in zwaar weer verkerende onderneming wel erg snel opvoeren.

Een recente uitspraak in een zaak die zich afspeelde in reisbranche laat zien dat de bank volgens de rechter wel degelijk te ver kan gaan.

Onzorgvuldig handelen van de bank

In de bewuste zaak ging het om een reisbureau met twee aandeelhouders die eveneens directeur van het reisbureau waren.

Het reisbureau had ongeveer twee jaar voordat het failliet ging een rekening courant kredietovereenkomst gesloten met de bank op grond waarvan het bedrijf een kredietfaciliteit had van 75.000 euro. Om dit krediet te verkrijgen moesten de twee aandeelhouders van het reisbureau wel persoonlijk garant staan voor het volledige bedrag.

Zo'n twee jaar later gaat het minder goed met het reisbureau en besluit de bank, zonder overleg met de ondernemers, dat zij geen krediet meer aan het reisbureau verstrekt. De bank effectueert gelijk de blokkering van alle bankrekeningen van het reisbureau.

Het besluit komt voor de ondernemers als een donderslag bij heldere hemel en valt het precies in het toeristische hoogseizoen. In de dagen daarna vraagt de bank naar de jaarcijfers en de prognose van het lopende jaar van het reisbureau.

Na ontvangst van de cijfers geeft de bank de ondernemers een keuze: óf de kredietovereenkomst wordt zo aangepast dat het reisbureau voortaan nog maar 30.000 euro aan kredietruimte heeft, óf het reisbureau krijgt helemaal niets meer.

De bank was zich er bij het geven van de keuze  van bewust dat de ondernemers met de rug tegen de muur stonden, zo blijkt uit verklaringen. De ondernemers hadden in feite geen andere keuze dan akkoord te gaan met het voorstel van de bank waarin de kredietruimte werd beperkt.

Nadat het reisbureau onder de druk akkoord is gegaan met de nieuwe voorwaarden, ontstaat als gevolg daarvan een acuut liquiditeitsprobleem, waardoor geboekte reizen konden niet worden betaald. Met de oude kredietruimte was dit geen probleem geweest. Het bedrijf gaat failliet.

De procedure en de uitspraak

De bank vordert na het faillissement betaling van de gehele schuld bij de aandeelhouders. Ze stonden immers garant. De aandeelhouders verweren zich met het standpunt dat de bank zich onzorgvuldig gedragen heeft, zodat het niet redelijk zou zijn dat zij door de bank aangesproken worden.

De rechter geeft de aandeelhouders voor een groot gedeelte gelijk. Het zonder enig voorafgaand overleg of aankondiging blokkeren van het krediet was onzorgvuldig. De bank was zich er volgens de rechter van bewust dat de ondernemers in feite met de rug tegen de muur stonden.

Het liquiditeitsprobleem dat volgens de curator tot het faillissement leidde, had naar het oordeel van de rechter vermeden kunnen worden. Als het krediet niet was verlaagd, had het reisbureau volgens de rechter de kans gehad om aan zijn verplichtingen te voldoen.

De rechter van het hof oordeelt dat de bank inderdaad onzorgvuldig handelde en op die manier heeft bijgedragen aan het faillissement. De mogelijkheid dat de aandeelhouders door de bank zouden worden aangesproken werd door het handelen van de bank vergroot volgens de rechter. Hierdoor mag de bank volgens de rechter in redelijkheid niet meer dan 50 procent van het onafgeloste bedrag op de twee aandeelhouders verhalen.

Bank heeft zorgplicht

Uit deze uitspraak blijkt maar weer eens dat de bank op grond van haar maatschappelijke functie een bijzondere zorgplicht heeft. Een kredietfaciliteit opzeggen, kan alleen als er een zwaarwegend belang voor bestaat, en deze opzegging voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl